Wist u dat: Diabetes mellitus

1. Diabetes mellitus: wat is dat?

Diabetes mellitus is een van de meest voorkomende ziekten in Europa en wordt gekenmerkt door een permanent verhoogde bloedsuikerspiegel. Hoewel de ziekte in de volksmond bekend staat als “suikerziekte“, betekent diabetes mellitus letterlijk “honingzoete doorstroming” en beschrijft daarmee de uitscheiding van overtollige suiker via de urine.

Het lichaam heeft glucose (suiker) nodig voor energieproductie. Suiker kan uit de voeding opgenomen worden of door lichaam aangemaakt worden. Het wordt dan door het lichaam getransporteerd via de bloedbaan naar de cellen die suiker nodig hebben. Cellen hebben een stof nodig om het suiker uit het bloed te kunnen absorberen: de zogenoemde insuline. Insuline is een boodschapperstof (hormoon) die in de alvleesklier aangemaakt wordt en in de bloedbaan vrijgegeven wordt als de bloedsuikerspiegel stijgt. Zo kan de suiker naar de lichaamscellen getransporteerd worden. Bij diabetespatiënten is het transport van de suiker naar de cellen verstoord, waardoor de suiker in het bloed blijft en ernstige schade aan bloedvaten kan aanrichten.

Er zijn verschillende vormen van diabetes die onder andere verschillen in de reden van het verstoorde transport van suiker naar de cellen. De bekendste en meest voorkomende vormen zijn diabetes mellitus type 1 en type 2.

2. Diabetes mellitus type 1 – Oorzaken en risicofactoren
Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte waarbij het immuunsysteem de lichaamseigen cellen aanvalt. Type 1 wordt vaak in de kindertijd of adolescentie vastgesteld. Bij deze vorm worden insulineproducerende alvleeskliercellen vernietigd door auto-immuunprocessen. Bij het begin van de ziekte, als slechts een klein deel van de insulineproducerende cellen vernietigd is, maken de overblijvende cellen nog altijd genoeg insuline aan. In de loop van de ziekte wordt het aandeel van vernietigde cellen steeds groter totdat er op een bepaald punt een tekort aan insuline is. Dit is meestal het moment dat de symptomen van diabetes optreden. De oorzaken van de ontwikkeling van diabetes mellitus type 1 zijn nog niet volledig bekend. Er zijn al echter verscheidene relevante genen ontdekt die de kans op de ziekte verhogen. Erfelijkheid kan daarom een belangrijke rol spelen: geen erfelijkheid van de ziekte zelf, maar alleen van de genetische aanleg ervoor (maar type 1 blijft nog altijd veel minder erfelijk dan bijvoorbeeld diabetes mellitus type 2).
3. Diabetes mellitus type 2 – Oorzaken en risicofactoren
Diabetes mellitus type 2 wordt ook wel ouderdomsdiabetes genoemd, omdat de diagnose het vaakst bij mensen boven de 70 jaar wordt vastgesteld. Toch wordt vooral in welvarende landen de diagnose type 2 ook steeds meer bij duidelijk jongere mensen vastgesteld, omdat overgewicht (een groeiend probleem in welvarende samenlevingen) als de sterkste risicofactor voor deze vorm van diabetes geldt. Erfelijkheid kan echter ook een grote rol spelen. De waarschijnlijkheid, zelf diabetes type 2 te ontwikkelen als een van ouders erdoor getroffen is, ligt bij 50%. Dit hoge percentage is mogelijk niet alleen te wijten aan de erfelijke aanleg voor diabetes, maar ook aan een vaak soortgelijke (ongezonde) levensstijl binnen een gezin. In tegenstelling tot type 1 komt het probleem bij type 2 niet voort uit een insulinetekort, maar wel uit een zogenoemde insulineresistentie. Dat betekent dat de cellen die suiker uit het bloed nodig hebben, niet meer op de insuline als glucosetransporter reageren. Daardoor kan de suiker niet in de cellen komen, hoewel de alvleesklier genoeg insuline aanmaakt.
4. Symptomen
Terwijl diabetes type 2 zich vaak geleidelijk ontwikkelt en een lange tijd onopgemerkt blijft, ontwikkelt type 1 zich eerder snel met vaker verschillende en aspecifieke symptomen. Voorbeelden van deze symptomen zijn algemene vermoeidheid en uitputting, maar ook verhoogde aandrang om te plassen en dorst, nachtelijke kramp in de kuiten, gezichtsstoornissen, jeuk en huidinfecties.
5. Bijkomende aandoeningen

Als diabetes mellitus lang onbehandeld blijft of niet adequaat behandeld wordt, kan de verhoogde bloedsuikerspiegel schade aan hart en bloedvaten, ogen, zenuwen, nieren en voeten veroorzaken. De verhoogde bloedsuikerspiegel leidt tot een toenemende vernauwing en verstijving (atherosclerose) van de bloedvaten. Diabetici lopen daarom bijna twee keer zoveel kans op een hartaanval en beroerte als gezonde personen. Naar schatting sterft meer dan de helft van alle diabetici aan een hartaanval.

In de benen zorgt de beschadiging van de bloedvaten voor een verminderde doorbloeding. Niet zelden zijn de tenen, voeten of het volledige onderbeen zo slecht doorbloed dat een amputatie nodig is. De schade aan de zenuwen leidt tot gevoelloosheid en tintelingen vooral in de benen en voeten. De verminderde pijnbeleving kan fatale gevolgen hebben, want pijn is voor het lichaam doorgaans een waarschuwingssignaal dat moet helpen om verdere schade te voorkomen. Als dat waarschuwingssignaal ontbreekt, wordt bijvoorbeeld borstpijn als teken van een acute of dreigende hartaanval niet waargenomen en kan daarom niet op tijd behandeld worden. Ook bijvoorbeeld wonden, vooral aan de voeten (diabetische voet), worden niet op tijd opgemerkt en er kunnen wonden ontstaan die door hun grootte en de slechte doorbloeding niet meer voldoende genezen of pas genezen door een langdurige behandeling of chirurgische ingrepen.

Bovendien ontstaan door de schade aan de bloedvaten vaak ook diabetische oogaandoeningen. Soms blijft het bij slechts milde visuele problemen, maar volledige blindheid is niet ongebruikelijk. Zo is ongeveer een derde van alle blinden in Duitsland blind als gevolg van diabetes. Ook de nieren lopen na verloop van tijd schade op. Daarom moeten de nierwaarden bij diabetici regelmatig gecontroleerd worden om een mogelijk nierfalen op tijd te herkennen. Maar alsnog is diabetes de ziekte die het vaakst ervoor zorgt dat mensen aan de dialyse (bloedzuivering) moeten. Veel diabetici lijden aan seksuele stoornissen die zich bij vrouwen vooral uitten in verminderd libido en pijn bij de geslachtsgemeenschap en bij mannen erectie- of ejaculatiestoornissen.

Diabetes is ook een ziekte waarvan de gevolgen bijna het hele lichaam kunnen treffen. Toch leiden niet alleen organen onder de ziekte, maar ook de psyche. De complexe behandeling die continue aandacht vereist en de veelzijdige klachten en gevolgschade die kunnen optreden, vormen een zware last voor de getroffen personen. Zo leiden diabetici bovengemiddeld vaak aan stress, angst, depressies of dementie. Daarom is het ook erg belangrijk dat mensen met diabetes én ook familieleden en artsen symptomen tijdig herkennen en laten behandelen.

6. Onderzoeken

Een arts kan de diagnose van diabetes mellitus stellen door een meting van het suikergehalte in het bloed. Er worden bepaalde grenswaarden voor de suikerspiegel op een nuchtere maag en een niet-nuchtere maag vastgelegd om diabetes te kunnen vaststellen. Toch is er ook een grijze zone waarbij de bloedsuikerspiegel wel te hoog is, maar de gedefinieerde drempelwaarde voor diabetes nog niet bereikt is. Vooral mensen in deze zone, tijdens de ontwikkeling van diabetes type 2, kunnen de ziekte in veel gevallen nog voorkomen door een ingrijpende aanpassing van de leefgewoonten.

Omdat diabetes in veel gevallen voor een lange tijd onopgemerkt blijft en een vroegtijdige behandeling essentieel is om gevolgschade te vermijden, betalen de zorgverzekeraars elke 3 jaar een meting terug van de nuchtere bloedsuiker voor personen boven de 45 jaar. Ook bij jongere personen met risicofactoren zoals een hoge bloeddruk of overgewicht wordt deze screening uitgevoerd.

De nuchtere bloedsuikerspiegel hoort bij gezonde mensen onder 100 mg/dl ofwel 5,6 mmol/l te liggen. Bij waarden vanaf 126 mg/dl ofwel 7,0 mmol/l spreekt men van diabetes mellitus. Daartussen ligt een grijze zone waarbij de waarden al verhoogd zijn. Verhoogde waarden kunnen op diabetes wijzen. In de loop van de ziekte is een regelmatige meting van de bloedsuikerspiegel nodig. Daarbij wordt meestal de zogenoemde HbA1c-waarde (bloedsuiker op de lange termijn) bepaald. Deze waarde geeft het aandeel van rood bloedpigment aan dat aan glucose (suiker) gebonden is. In tegenstelling tot een reguliere meting van de bloedsuikerwaarde, die het aandeel van vrije suiker in het bloed aangeeft, geeft de meting van de HbA1C-waarde een resultaat aan dat minder aan schommelingen onderhevig is. Daarom is de HbA1c-waarde geschikt voor de beoordeling van het verloop van de bloedsuikerspiegel over de afgelopen 6-8 weken. De HbA1c-waarde moet bij mensen zonder diabetes onder 5,7% blijven. Vanaf 6,5% spreekt men over diabetes mellitus. Vooral mensen met diabetes type 1 moeten ook zelfstandig hun bloedsuiker regelmatig meten om de nodige insulinedosis flexibel te kunnen bepalen en hypoglykemie (te lage bloedsuikerspiegel) te voorkomen. Patiënten kunnen deze bloedsuikermeting zelfstandig uitvoeren door een kleine prik in de vinger of oorlel.

Preventieve onderzoeken spelen ook een zeer belangrijke rol om mogelijke gevolgschade door diabetes op tijd te herkennen. Onder deze preventieve onderzoeken vallen onder andere regelmatige controle van gewicht, bloeddruk, bloedvetten, bloedvaten, nieren, ogen, zenuwen, tanden en hart.

7. Behandeling

De behandeling van diabetes hangt af van verschillende factoren. De belangrijkste hiervan zijn het type diabetes en de ernst van de ziekte. In het algemeen is het echter voor alle diabetici belangrijk om zich van de mogelijke gevolgen van hun ziekte bewust te maken en die zo lang mogelijk te voorkomen. Daarbij horen enerzijds de consequente inname van medicijnen om de bloedsuikerspiegel zo goed mogelijk onder controle te houden en anderzijds ook veranderingen in levensstijl, regelmatige preventieve onderzoeken en een goede voetverzorging. Ook de behandeling van bijkomende aandoeningen zoals hoge bloeddruk of vetstofwisselingsstoornissen is een belangrijk onderdeel van de behandeling van diabetes.

Omdat mensen met diabetes type 1 zelf insuline niet meer voldoende kunnen aanmaken die nodig is voor de stofwisseling, moeten ze de benodigde hoeveelheid insuline van buitenaf toedienen met een insulinespuiten of een insulinepomp. De behandeling is zeer complex, want de benodigde hoeveelheid insuline hangt van veel factoren af zoals de soort en hoeveelheid geconsumeerd voedsel, lichaamsbeweging, maar ook bijvoorbeeld stress of andere aandoeningen. Daarom is een intensieve opleiding over de behandeling met insuline, voeding en lichaamsbeweging zeer belangrijk om de getroffen personen zo goed mogelijk bij de behandeling te ondersteunen. Vooral mensen met diabetes type 1 lopen niet alleen gevaar voor hyperglykemie, maar ook hypoglykemie (te lage bloedsuikerspiegel).

Mensen met diabetes type 2 kunnen vooral in het beginstadium ook zonder een behandeling met medicatie progressie van de ziekte verhinderen. Daarvoor is echter meestal een ingrijpende aanpassing van de leefgewoonten nodig. Veel patiënten met diabetes type 2 hebben te kampen met overgewicht, eten ongezond en sporten weinig tot helemaal niet. Gezonde voeding, gewichtsverlies en regelmatige lichaamsbeweging kunnen de bloedsuikerspiegel echter positief beïnvloeden. Deze zaken kunnen een behandeling met medicatie vaak onnodig maken of ten minste uitstellen. Als de leefgewoonten niet voldoende of niet succesvol kunnen worden aangepast, wordt bij mensen met diabetes type 2 tot een behandeling overgegaan om de gevoeligheid van de lichaamscellen voor insuline te verhogen. Want bij mensen met diabetes type 2 is (ten minste voor een lange tijd) een insulinetekort niet het probleem, maar wel de ongevoeligheid van de cellen voor insuline. Er bestaan verschillende medicijnen om de werking van de beschikbare insuline op de cellen te stimuleren. Het meest gebruikte medicijn daarvoor is metformine. Metformine verlaagt de bloedsuikerspiegel door verscheidene mechanismen en heeft in verschillende wetenschappelijke studies diabetesgerelateerde complicaties succesvol kunnen voorkomen.